Dagelijkse deadlines, Levenslust

Schrijven, of je leven – uit het dagboek van Miss Deadline

Remco Campert, 91 jaar, heeft sinds enkele dagen een Instagram-account [edit 26-06-21: inmiddels blijkt het account @remco_campert niet meer te bestaan]. Zijn bundel Dagelijksheden is de inspiratie en aanleiding voor mijn rubriek ‘Dagelijkse deadlines’. Of het de dichter, columnist en schrijver echt zelf is die met een smartphone in de hand ‘stories’ publiceert op het socialmediaplatform, ik heb geen idee. Maar de eerste foto van een handgeschreven gedichtje, wonderschoon in eenvoud, raakte me op precies het juiste moment.

Gedicht Remco Campert

in de nacht

tussen dromen en waken in

wist ik dat ik zou schrijven

de volgende ochtend

als de wereld begon

het woord en het licht

maar eerst de poes nog eten geven

sneeuw ruimen voor de deur

brood kopen bij de bakker

flessen in de flessenbak

het dagelijks leven

waar de poëzie niet zonder kan

– Remco Campert

Deze regels passen zo veelzeggend goed bij mij. Niet bij wie ik nu ben, maar bij wie ik wil zijn. Hier wil ik mij naar richten, zo wil ik leven en schrijven. Of eigenlijk, zo wil ik zijn, dat leven en schrijven hetzelfde zijn.

Nadat ik bovenstaande in mijn dagboek krabbelde, zak ik onderuit in bed en staar naar het plafond. Zoveel onnoemelijks wat ik nog schrijven wil. Maar met welke energie? Ik wil ook nog het HELE HUIS opruimen. Ik heb werk dat me lichamelijk toch meer kracht kost dan verwacht. Ik heb freelanceplannen, verantwoordelijkheden en beloften aan mijzelf. Hoe doen andere mensen dat? Hoe gaan ze maar door terwijl de energie hen ontbreekt? Moet ik dat eigenlijk ook wel willen?

Het liefst zo ik nachtenlang lezen en schrijven. De nacht, dat is mijn tijd. Elke avond opnieuw het gevecht tussen mijn ongedisciplineerde aard en het maatschappelijk gedwongen, verantwoordelijke verstand. Als ik niet vroeger ga slapen, dan blijf ik achter de feiten aanslepen. Door moeheid breken irritaties door de barrière van rede. Dan verlang ik naar een-zaamheid. Helemaal alleen zijn. al en een, zonder touwtjes die mij uiteen trekken in verschillende richtingen. Geen verwachtingen, geen prikkels, geen beroep op mijn aandacht en energie. Geen geluid en witte muren, geen bergen was en stapels paperassen overal. Geen buiten en geen berichten. Niet bewegen, geen huishoudelijke taken afvinken en geen ‘belangrijke zaken’ regelen. Geen rekeningen, geen boodschappen, geen waterstand doorgeven. De planten hoeven geen water en de vloeren zijn schoon. Ik wil niets, helemaal niets. Zelfs niet zijn, ik wil alleen maar bestaan.

En slapen. Slapen, met een katje in diepe rust nabij. Slapen tot de sluier van zuurstofloosheid oplost, zich losweekt uit mijn ruggemerg, zich uit mijn poriën terugtrekt en uit mij naar boven zweeft. Tot zelfs de laatste tentakels, tot op de laatste molecuul, van mijn huid glijden en een glanzend schoon, sterk lichaam achterlaten. Glibberend van de verse energie, bruisend van inspiratie. Uit bed springen en zin hebben om aan de dag te beginnen.

Maar eerst de poezen eten geven. Het aanrecht schoonvegen van de restanten van de vorige avond, de vuilniszak naar beneden de kliko in en de was in de machine. Alles in actie en klaar voor het dagelijks leven. En dan het woord.

In mijn droombeeld zie ik mijzelf pal achter het grote glazen paneel van een serre zitten. In een grote rieten stoel met een rugleuning die hoog boven me uitwaaiert als bij een troon. Op de houten tafel voor me staat een ouderwetse schrijfmachine. Ik schrijf met vulpen op een stapel losbladig lijntjespapier. Drink thee uit een porseleinen kopje met een Engels motief van roze rozen. Ik denk na over de volgende zin en kijk uit over de overwoekerde tuin met kromme, klamme bomen. Een noestige eik en stramme kastanje staan naast een sierlijke treurwilg, die zijn lange haren in het water laat hangen, vol algen en kroos.

Of ik kijk uit over een drukke verkeersweg, aan de andere kant van het kanaal. De zon blikkert in het water en weerkaatst van de autospiegels en fietsbellen. Ik hoef niet deel te nemen aan al dat gedruis, maar kijk tevreden naar wat er allemaal, daar aan de overkant, gebeurt. Als naar de grote platen uit het zoekboek dat mijn omi had. Daarop kon je uren turen en telkens nieuwe figuurtjes ontdekken die hun eigen verhaal vertelden. Een heertje dat uitglijdt over een bananenschil. Een jongetje met rood haar dat likt aan een aarbeiensorbet, zonder te merken dat de helft op zijn schoen drupt. Een bruin hondje piest stiekem in het rozenperk, terwijl zijn baasje staat te praten met de buurvrouw die uit het keukenraam hangt. Een gemoedelijke wereld. Van alles gaande en tegelijk helemaal niets.

En daar in mijn serre met orchideeën, enorme palmen en de geur van oleander, roos, jasmijn. Daar, aan mijn houten tafel, wat schrijf ik tenslotte? Mijn gedachten in mijn dagboek, een brief aan een verre vriendin of de eerste zinnen van een roman? Werk ik aan een biografie van een schrijfster die ik bewonder? Of aan een essay over levensvragen die de wereld van vandaag niet meer stelt.

Ben ik wel een schrijver? Of zit ik maar te dromen dat ik een schrijver ben en doe ik alsof met mijn typmachine, vulpen en lijntjespapier?

Wanneer ben je een schrijver? Kun je dat ‘zijn’? Of ben ik gewoon een vrouw aan een tafel met pen, papier en een droom. Een vrouw die schrijft, net zoals ze ook de poezen eten geeft, werkt in de boekhandel, haar geliefden liefheeft, de vuilnis aan de straat zet en de was in de machine stopt.

Wie schrijft, die blijft. Is dat wat mij drijft? (onbedoeld rijm). Is dat wat ik eigenlijk wil, een deel van mijzelf conserveren voor de toekomst, voor altijd? Net zoals ik aandenkens verzamel van belangrijke momenten en dagelijkse routines van mijn leven? Bonnetjes, cadeaupapier, een kapotte telefoon, verlopen ov-chipkaart, favoriete afgedragen kledingstukken en de wikkel van een chocoladereep. Wat wil ik met deze miniatuur monumenten, met welke intentie houd ik het verleden in hen vast? Hoop ik later, wanneer dat ook zijn zal, te mogen ronddwalen in het museum van mijn leven? Met wie wil ik al die spullen en prullen nog eens in de handen nemen en vertederd of beschaamd herinneren? ‘Ach ja, dat was toen, ik weet niet eens meer dat ik het had.’

Waarom zou ik dat later willen, waarom is dat zo belangrijk? Belangrijker dan het dagelijks leven nu? In al dat geredder om de niet-bestaande toekomst, kan het uiteindelijk maar om één ding gaan:

Vergeet niet vandaag de poezen eten te geven.

Foto door Min An via Pexels

 

1 thought on “Schrijven, of je leven – uit het dagboek van Miss Deadline

  1. Gewoon stoppen met wat dingen die niet noodzakelijk zijn en drie avonden per week schrijven, dat is mijn methode 🙂 En na drie maanden volop schrijven merk ik dat ook mijn boeken anders lees (hoe doet die schrijver dat?), ik kijk docu’s, lees interviews, boeken over storytelling, denk elke dag tijdens de afwas en inslapen aan mijn plot en aan zinnen en zo langzaam begint mijn hele leven zich te vullen met schrijven. En dan blijk je ineens meer tijd te hebben dan je denkt. Ik hoop dat je in 2021 ook je manier vindt en als je inspiratie nodig hebt, of een schop onder je …. dan mail gerust 🙂
    Lilian onlangs geplaatst…M’n eerste roman: het gaat zo goed!My Profile

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

CommentLuv badge

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.